De wortels die de boom stevig verankeren; de brede coöperatieve schoolorganisatie.
De Levensboom is een coöperatieve school zoals dit volgens de ideeënvan Freinet hoort.
Ze wil een oefenplaats zijn in democratie. Beslissingen worden immers genomen in overleg met alle mensen die aan de school verbonden zijn.
Er is dan ook geen directie die alles alleen beslist in de letterlijke betekenis van het woord maar een coördinator .
Alle ouders en personeelsleden zijn lid van de algemene vergadering en denken en beslissen mee. En dit volgens duidelijke afspraken, te vinden
in het participatie- en beslissingskader van de Levensboom.
In de brede school is er ook plaats voorzien in de beslissingsorganen voor externe organisaties waarmee nauw wordt samengewerkt.
Kinderen beslissen mee over afspraken en de dagelijkse organisatie via de klasraad en het kinderparlement onder allerlei vormen.
De verantwoordelijkheden zijn verdeeld en we doen beroep op ieders inzet in werkgroepen en bestuursorganen.
De humuslaag die de boom continu voedt.
A. De empathische begeleidingsstijl.
De voedingsbodem voor onze ervaringsgerichte freinetschool is de empathische begeleidingsstijl. Ook de stijl van omgaan met ouders is empathisch. Een begeleider (leerkracht) in onze school probeert zo goed mogelijk de kinderen aan te voelen. Zowel vanuit het ervaringsgericht onderwijs als vanuit de freinetvisie weet men dat een vlot en vertrouwelijk contact in een respectvolle en zorgzame omgeving het welbevinden en de betrokkenheid van iedereen vergroot. Dit heeft op zich dan weer een positieve invloed op de diverse leerprocessen.
B. Cultuurbeschouwing
De Levensboom is een pluralistische school en gaat dan ook niet voor één enkele uitgekozen levensbeschouwing als model. We kiezen voor een ruime cultuurbeschouwing verweven in de dagelijkse werking van de verschillende klassen, van de teamwerking en van de ganse schoolorganisatie.
Op die manier wordt gewerkt aan attitudevorming. Belangrijke grondhoudingen die we willen meegeven zijn onder andere doorzetten en streven naar zelfstandigheid, kritisch zijn, het streven naar objectiviteit, kunnen
relativeren en het streven naar schoonheid,…
We kiezen voor een school die positieve waarden meegeeft en werkt aan de morele ontwikkeling van de kinderen en volwassenen. Daarbij vinden we onder andere volgende zaken belangrijk; solidair zijn met
wie het moeilijk heeft en delen met mensen dichtbij en ver weg, verschillende culturen in dialoog laten gaan, democratisch burgerschap voorstaan, streven naar duurzaamheid
in relaties en naar duurzaamheid voor het milieu, …
De stevige stam die is gevormd door de vier pijlers van het ervaringsgericht onderwijs.
- Het vrij initiatief. Kinderen kunnen zelf ideeën voorstellen en uitwerken. Er wordt tijd en plaats gemaakt om ideeën van kinderen vorm te geven en te realiseren. Eigen voorstellen worden alleen of in groep verrijkt en uitgediept. Daarbij is niet enkel het eindproduct van belang maar evenzeer het proces om tot het resultaat te komen.
- Een verrijkend milieu. Er is een groot aanbod aan materialen, activiteiten, werkvormen, begeleidingsstijlen en locaties waar men heel diverse zaken kan leren. We verlaten de klas om de wereld te verkennen.,We volgen wat er om gaat in de buurt en in de actualiteit op een kritische manier. We
proberen zoveel mogelijk diverse talenten van kinderen tot ontwikkeling te laten komen. We weten immers dat positieve ervaringen ook de minder ontwikkelde domeinen van het
kind beter tot bloei laten komen. - De ervaringsgerichte dialoog. Door zaken op een open manier te bevragen en vanuit verschillende invalshoeken te benaderen, door de levensvragen niet uit de weg te gaan maar bespreekbaar te maken op een respectvolle manier, door bewust om te gaan met emoties, door een cultuur van overleg te creëren en door als een ‘echt’ persoon met elkaar om te gaan, bekomen we een ervaringsgerichte dialoog waarin men tot een evenwichtig en bewust persoon kan opgroeien.
- Ieder kind is uniek. We beseffen dat kinderen unieke persoonlijkheden zijn die een eigen aanpak en een aangepaste benadering vragen. Geen individueel onderwijs maar onderwijs met oog voor diversiteit in de persoonlijkheid, in de talenten, in het omgaan met elkaar en in werken en leren. Door deze gedifferentieerde aanpak, voelt ieder kind zich gewaardeerd en krijgt het volop kansen tot ontplooiing.
De vele takken die door de Freinetvisie en –technieken gevormd zijn.
Om dit alles in de dagelijkse praktijk mogelijk te maken, gebruiken we als pedagogische en didactische werkmiddelen de visie en de technieken, ontwikkeld door de freinetbeweging.
Op vlak van visie zijn dit er heel wat. Ze werden in het verleden uitgewerkt in de ‘invarianten van de freinetpedagogie’. De freinettechnieken zijn organisatievormen en didactische werkvormen om deze visie in
de dagelijkse klaspraktijk om te zetten. We geven ze hier kernachtig weer.
- Een kind moet kunnen experimenteren en zich op die manier de wereld eigen maken. Een kind is van nature leergierig, moet hierin gestimuleerd worden en kan dit best zelf door het opdoen van eigen ervaringen. Beter zelf iets aanpakken met vallen en opstaan dan het voorgekauwd aangeboden krijgen. Daarbij moeten er kansen worden gecreëerd om zelf dingen uit te proberen. Mislukken en opnieuw proberen zijn geen schande en leiden uiteindelijk tot beklijvende leerprocessen. Dit experimenteren kan individueel gebeuren maar minstens evengoed in groep. Op die manier worden ervaringen immers gedeeld en verrijkt. De vrije werktijd, de kiestijd maar ook werkstukjes en projecttaken maken dit experimenteel rondtasten mogelijk. Er wordt tijd, materiaal en ruimte vrijgemaakt om eigen initiatief uit te werken en het proces en het resultaat te presenteren. Heel dikwijls is de ronde in al zijn vormen het uitgangspunt van waaruit ideeën vertrekken.
- We gebruiken in ons onderwijs de maatschappelijke context en we engageren ons daarbij voor de zwaksten in de groep of in de maatschappij. Ons onderwijs mag niet wereldvreemd zijn. Er gebeurt van alles in de leefwereld van het kind dat aanknopingspunt kan zijn om verder op verkenning te gaan.
Onderwerpen van het onderwijs moeten niet aangebracht worden uit schoolboeken of websites maar komen uit het dagelijkse leven. De herkenning en daardoor ook de betrokkenheid zijn des te groter. We halen uit die dagelijkse leefwereld ook de elementen van uitsluiting in al zijn vormen aan en overdenken hier onze eigen rol in, om zo ons gedrag aan te pakken en mee oplossingen aan te dragen. Via buurtonderzoek, de actuaronde en de vertelronde komen maatschappelijke onderwerpen aan
bod. In de dagelijkse realiteit wordt respectvol zorg gedragen voor wie het moeilijk heeft via onder andere coöperatieve werkvormen, peer-tutoring en klasdoorbrekend werken.
Ieder mens wil slagen. We weten dat elke succeservaring het kind doet groeien. Daarom zoeken we bewust naar de talenten van kinderen en proberen we op de ontplooiing van die talenten in te zetten. We zijn ervan overtuigd dat een kind met veel zelfvertrouwen ook meer aan kan en zijn leergierigheid ten volle benut. Het gaat er om te werken aan de eigen ontwikkeling met volle goesting. Bij ons overheerst er geen competitieve geest. Toch moet er oog zijn voor werkpunten die het kind dient aan te pakken. Daarom zijn er in de Levensboom geen puntenrapporten maar wel uitgeschreven evaluaties en zelfevaluaties. Examens zijn vervangen door regelmatige en meestal onopvallende toetsmomenten. - Het kind is evenwaardig aan de volwassene. Kinderen willen ernstig genomen worden. Ze willen zich leren verantwoorden voor hun daden en voor hun keuzes. Betutteling remt de groei en de drang
naar zelfstandigheid die ieder kind heeft. We benaderen kinderen dus niet op een autoritaire wijze maar als gelijkwaardig. We gaan met hen in dialoog en in overleg; zowel over gedrag, werkhouding als schoolse vorderingen. Het kind kan mee onderwerpen, doelen en afspraken bepalen afhankelijk van zijn ontwikkelingsniveau. In klasraad en kinderparlement komt dit tot uiting maar ook bij conflicten en problemen die moeten opgelost worden. Kinderen kunnen mee hun leerstof en lesrooster bepalen. - Leren kan best op een natuurlijke manier. Dat houdt onder andere in dat leerstof zo veel als mogelijk wordt aangebracht vanuit de interesses van het kind. Net zoals kinderen met wat hulp leren lopen, leren ze ook veel andere zaken op een spontane manier mits wat hulp. Leerprocessen worden van onderuit opgebouwd; samen met de kinderen. Het werk moet als zinvol worden ervaren.
Kinderen zijn uit zichzelf gemotiveerd om bij te leren; wij zoeken naar manieren om die
leergierigheid gaande te houden en te gebruiken als motor van de eigen ontwikkeling. We zijn er van overtuigd dat kinderen vanuit een eigen motivatie aan de slag moeten gaan en niet omdat het leerboek of de leerkracht er hen toe dwingt. In stille werktijd, vrije werktijd, kiestijd en atelier (werkwinkels) krijgen kinderen de kans om vanuit hun eigen motivatie taken aan te
pakken en te organiseren; alleen of in kleine groepjes. - Orde, discipline en structuur ontstaan vanuit het coöperatief samenwerken. Om in groep te leven en te werken moet er heel wat overleg zijn met elkaar en worden afspraken gemaakt die we samen bewaken en verbeteren indien nodig. Autoritair opgelegde werkvormen en afspraken werken onvoldoende omdat ze niet gedragen worden door diegene die ze moet uitvoeren. Betrokkenheid leidt tot engagement om het geheel vlot te laten draaien. Via kinderparlement, klasraad en de ronde in de klas komen organisatievormen en afspraken tot stand.
De vruchten die we willen plukken.
Op die manier hopen we dat onze kinderen opgroeien tot volwassenen die stevig in de maatschappij staan. Daarmee bedoelen we onder andere dat ze vrije denkers zijn die eigen keuzes kunnen maken. Dat ze streven naar hun eigen welbevinden en dat van anderen en dat ze weten hoe ze dit kunnen stimuleren.
Dat ze mondige burgers zijn die opkomen voor zichzelf en anderen zonder daarom egoïstisch of brutaal te zijn. Dat ze creatief kunnen denken en handelen en dat ze daarbij buiten de lijntjes durven gaan. Dat ze zich verbonden voelen met de mensen dichtbij en ver weg maar ook met de natuur. Dat ze schoonheid leren zien en aanvoelen in heel wat kleine dingen. Dat ze blijvend aan hun zelfontplooiing of emancipatie werken en dat ze diegene helpen die daarbij vast zijn geraakt.